Omgangsregeling en een strafblad van één van de ouders
De man en de vrouw zijn de ouders van de 3-jarige minderjarige. Zij hebben geen relatie meer. De minderjarige staat onder toezicht onder meer vanwege de moeizame relatie tussen de man en de vrouw.
Aan de orde is onder meer het verzoek van de man tot vaststelling van een zorgregeling.
De man is strafrechtelijk veroordeeld voor verkrachting en doodslag, gepleegd in 2001. Toen de man en de vrouw elkaar leerden kennen, zat de man nog ‘half-open’ (gedeeltelijk in detentie). Hij vertelde de vrouw dat hij gedetineerd was wegens een drugsdelict en heeft tegenover haar enige tijd een andere naam gebruikt (zijn roepnaam in combinatie met de achternaam van zijn moeder).
De vrouw stelt dat zij hier pas later na de geboorte van de minderjarige achter is gekomen en dat toen ook bleek dat de man een hennepkwekerij in een loods had, waarvoor hij eveneens strafrechtelijk wordt vervolgd. De vrouw stelt als gevolg hiervan geen vertrouwen meer in de man te hebben en niet te willen dat hij een rol speelt in het leven van de minderjarige.
Dit is een impasse, want ieder kind heeft recht op omgang met beide ouders
Niet voor niets is het internationaal breed gedragen uitgangspunt dat kinderen recht hebben op contact met hun beide ouders. In dit verband wijst de raad erop dat het belangrijk is dat kinderen zich een eigen beeld van hun ouders kunnen vormen, en dat uit wetenschappelijk onderzoek is gebleken dat onbelast contact met beide ouders nodig is voor een goede persoons- en sociale ontwikkeling. Als dit contact er niet is, is er kans op schade aan de ontwikkeling van de minderjarige, in de vorm van (bijvoorbeeld) piekeren, zich schuldig voelen, loyaliteitsconflict en moeite hebben anderen te vertrouwen.
De schade die hieruit voor de ontwikkeling van de minderjarige kan voortvloeien weegt voor de rechtbank zwaarder dan de hiervoor benoemde onzekerheden.
Voor de hele uitspraak klik hier.